Kinderen met een handicap worden niet meegenomen in de ebola-voorlichting in Afrika. Gevolg: onwetendheid en honger.
door ANNEMARIE HAVERKAMP (dit artikel verscheen donderdag 16 oktober in De Gelderlander)
KAMPALA – Kenneth Nangai heeft de meeste behandelingen afgezegd. Hij komt niet bij de gehandicapte kinderen thuis in hun hutten, zij komen niet naar revalidatiecentrum Katalemwa in Kampala. Reden is dat het Marburg-virus (familie van ebola, tot nu toe 1 dode en 2 verdachte ziektegevallen) begin oktober opdook in Oeganda. “Dit zijn voorzorgsmaatregelen”, aldus de bezigheidstherapeut. Oeganda heeft vaker te kampen uitbraken van Marburg of ebola. “Ik wil zelf niet besmet raken, maar ik wil ook de kinderen niet besmetten.” Dus geeft hij geen bezigheidstherapie, behalve aan kinderen die echt niet zonder kunnen. “Dan draag ik onder meer handschoenen. Voor elk kind een nieuw paar.”
Virussen als Marburg en ebola zijn desastreus voor kinderen met een handicap. In Oeganda en andere Afrikaanse landen wordt deze groep vaak al verstoten vanwege vooroordelen en armoede. De kinderen die Nangai begeleidt, hebben meestal geen andere contacten dan die met hun familie en een enkele therapeut. Ze zijn eenzaam.
“Fysiek contact is belangrijk. Denk aan een blind kind dat je aan een arm begeleidt of een gehandicapt kind dat zelf niet kan lopen. Het wordt problematisch als het advies is elkaar niet aan te raken.”
De president van Oeganda, Yoweri Museveni, riep zijn landgenoten zelfs op het schudden van handen voorlopig te mijden om het Marburg-virus niet verder te verspreiden. Dat advies geven ook Nangai en zijn collega’s van het revalidatiecentrum aan de gehandicapte kinderen en hun ouders. “Onze voorlichting is belangrijk, omdat de campagnes van de overheid hen niet bereiken. De informatie is niet in braille of gebarentaal beschikbaar.”
Niet op de hoogte
In Sierra Leone is de situatie vele malen nijpender. Het West-Afrikaanse land is al maanden in de greep van het ebola-virus. De lokale organisatie One Family People is daar begonnen met een voorlichtingscampagne. Veel gehandicapten zijn niet op de hoogte van het bestaan van ebola, laat staan dat ze weten dat ze een noodnummer van de overheid moeten bellen als ze bepaalde symptomen vertonen. Het Nederlandse Liliane Fonds werkt samen met One Family People en kreeg deze week het verzoek financieel bij te dragen aan de voorlichtingscampagne. Opvangtehuizen en gezinnen worden geïnformeerd over het herkennen en voorkomen van ebola.
De hulporganisatie levert ook voedsel. “Veel gehandicapte kinderen en volwassenen overleven in Sierra Leone door te bedelen”, vertelt Juultje Tulfer van het Liliane Fonds. “Maar de armoede is nu zo groot en de mensen zijn zo bang voor fysiek contact, dat niemand ze nog geld geeft.” Kinderen in verschillende kleinschalige tehuizen, met name in gebieden die zijn afgesloten door de regering in een poging de uitbraak in te dammen, dreigen te verhongeren. Reguliere zorg bereikt hen niet, omdat alle hulpverlening momenteel is gericht op ebola-slachtoffers en het onder controle krijgen van de epidemie. Door hun verzwakte toestand zijn ze extra vatbaar voor het virus. One Family People deelt behalve informatie en voedsel ook desinfecterende zeep uit.
SLACHTOFFERS In West-Afrika zijn inmiddels ruim 4000 mensen gestorven aan de gevolgen van ebola. De meeste slachtoffers vielen in Liberia, Sierra Leone, Nigeria en Guinee. In Oeganda, dat in Oost-Afrika ligt, dook begin oktober het Marburg-virus op. Het virus is verwant aan ebola – de symptomen zijn vrijwel dezelfde: koorts, overgeven, bloedingen – en komt vaker voor in Oeganda. Momenteel is één sterfgeval bekend, een overleden kind en een volwassene worden nog onderzocht op Marburg.